Gisteren was ik in de stad om even een korte boodschap te doen bij EkoPlaza.
Toen ik uit de winkel kwam en bij mijn fiets de boodschappen in de fietstas deed, kwamen er twee mannen voorbij, duidelijk een dementerende bejaarde met zijn wandelmaatje. Die wilde naar binnen en probeerde zijn “cliënt” duidelijk te maken dat hij ook naar binnen moest omdat hij daar woonde, maar deze liep voorbij de ingang, warrig en niet begrijpend. De wandelmaat zag me kijken en glimlachte naar me, enigszins hulpeloos. Ik glimlachte – hopelijk begripvol – terug. Ze liepen door en deden dus denk ik nog maar een rondje.

Direct daarna vielen me twee oudere heren op. Allebei met hoed en lange jas. Tachtigers, schatte ik.

Ze vroegen zich hardop af of het gebouw waar ze langsliepen bij Solis hoorde, nadat ze eerst al pratend met interesse de bouwwerkzaamheden aan de voormalige kerk aan de overkant van de straat hadden gadegeslagen. Beiden vrij lang, de iets langere had een snor en droeg een opvallend rode loden jas.

Er stond een oudere mevrouw met een rollator bij de ingang, kennelijk wachtend op de taxi die haar naar elders zou gaan brengen. De man met de rode jas vroeg aan de wachtende vrouw of dit Solis was. Ze keek de man even aan en keek toen weg, alsof ze hem niet verstond. Ze zei niets. Na een paar seconden wendde de man zich weer naar zijn maat en ze liepen verder, pratend over hun onbeantwoorde vraag. Toen ze vlak bij me waren zei ik: “Ja, dit pand is inderdaad van Solis.” Ik had even gekeken of het niet op de gevel stond, maar daar stond alleen “Groote en Voorster Gasthuis”, de naam van het zorgcomplex. Ze waren blij met deze oplossing en er ontstond een gesprekje. Over dat het een verzorgingshuis is en dat je daar zo lang als het kan weg moet blijven. De man met de rode jas zei dat hij er nog lang niet aan toe was. Ik antwoordde dat we moesten proberen ervoor te zorgen dat maar zo lang mogelijk vol te houden.
Ze vervolgden hun weg en in het voorbijgaan wenste de andere behoede man mij een fijne dag. Wat een heerlijke onbevangen vriendelijkheid in zijn ogen en glimlach!

Ik besloot om nog even door de binnenstad te fietsen en wandelen voor ik weer richting huis ging.

Toen ik een kwartiertje later in de Nieuwstraat fietste, kwam ik ze weer tegen. Ik herkende ze naarmate ik dichterbij kwam aan hun hoeden en aan de rode jas van de langste.
Ze stonden met een vrouw te praten die buiten bij een kapper zat met stukjes zilverpapier in haar haar. Ze verbaasden zich er blijkbaar erg over, want ze onderbraken hun wandeling en vroegen haar waar het voor was. De vrouw lachte wat en gaf de heren antwoord. Ik wist natuurlijk zelf wel waarom dat in haar haar zat, en vermoedde zelfs te weten waarom ze ermee buiten zat. Ze had een sigaret tussen de vingers.
Ik heb het niet allemaal gehoord, want ik fietste het tafereel langzaam voorbij en had maar een paar zinnen opgevangen.
Wel genoeg om mijn weg met een big smile te vervolgen.

Het was alsof de twee lange mannen wereldvreemde buitenaardsen waren die alles voor het eerst zagen en daar oprecht verwonderd over waren. Mooi.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment